Bij een bushalte staan een oude en een jonge man.
De jonge heeft een uitbundige rood-blauw-groene hanenkam en in neus en oren hangen de nodige ringen met kettingen van allerlei soort.
De oude man staat hem aandachtig te bestuderen en kan zijn ogen niet van hem afhouden.
De jonge man merkt dat wel en vraagt op een gegeven moment:
Heb jij nooit iets geks uitgehaald, toen je jong was?'
jawel antwoordt de oudere:
Ik ben eens een keer zo dronken geweest dat ik een papegaai heb geneukt ,
en nu sta ik me af te vragen of jij misschien mijn zoon bent.'....
(lachen)(lachen)
De jonge heeft een uitbundige rood-blauw-groene hanenkam en in neus en oren hangen de nodige ringen met kettingen van allerlei soort.
De oude man staat hem aandachtig te bestuderen en kan zijn ogen niet van hem afhouden.
De jonge man merkt dat wel en vraagt op een gegeven moment:
Heb jij nooit iets geks uitgehaald, toen je jong was?'
jawel antwoordt de oudere:
Ik ben eens een keer zo dronken geweest dat ik een papegaai heb geneukt ,
en nu sta ik me af te vragen of jij misschien mijn zoon bent.'....
(lachen)(lachen)