Normaal gesproken overschrijft u de huidige werkmap op schijf wanneer u wijzigingen aanbrengt en de werkmap opslaat. Wanneer tijdens het schrijven een fout zou optreden, bent u mogelijk alles kwijt. Daarom kent Excel een optie om altijd een back-up te maken van een map. U krijgt na het opslaan twee bestanden op schijf: het origineel en een back-up. De back-up ziet u pas wanneer u de huidige map meer dan eens hebt opgeslagen. Bovendien werkt de instelling alleen voor de map waarin u het maken van de back-up inschakelt. Dit gaat als volgt:
Kies Bestand >> Opslaan als en klik rechtsboven in het dialoogvenster op de knop Extra.
Kies hieruit Algemene opties.
Plaats een vinkje bij Altijd reservekopie maken en klik op OK.
Kies dan Opslaan.
Wijzig iets en sla het bestand opnieuw op, nu op de normale manier.
Als uw bestand test.xls heet, dan hebt u nu ook een bestand Back-up van test.xlk. Dit bestand bevat de status voordat u uw werkmap de laatste keer hebt opgeslagen.
Kies Bestand >> Opslaan als en klik rechtsboven in het dialoogvenster op de knop Extra.
Kies hieruit Algemene opties.
Plaats een vinkje bij Altijd reservekopie maken en klik op OK.
Kies dan Opslaan.
Wijzig iets en sla het bestand opnieuw op, nu op de normale manier.
Als uw bestand test.xls heet, dan hebt u nu ook een bestand Back-up van test.xlk. Dit bestand bevat de status voordat u uw werkmap de laatste keer hebt opgeslagen.